Beste Leike,
Ik mocht een workshop over veranderen verzorgen voor een conglomeraat van middelbare scholen. In de voorbespreking bleek dat er een plan lag waarin de gewenste verandering, de wenselijke wereld omschreven werd. Goede teksten, mooie plaatjes. Het was een gedragen vergezicht, velen waren het er erg mee eens … maar de beweging naar die gewenste wereld lukte niet zo goed.
Dus spraken we af niet zozeer aandacht te besteden aan die wenselijke wereld, maar om met name de werkelijke wereld eens goed te verkennen. Als je die niet snapt, is hij ook moeilijk te veranderen. Een verandering in een bestaande organisatie is immers meer een verbouwing dan een sloop- nieuwbouwproces. Je werkt in en aan iets dat al bestaat. Als je niet weet hoe dat precies in elkaar zit, is veranderen lastig.
Ik toetste datzelfde voorgesprek ook wat indrukken die ik eerder van onderwijsorganisaties opdeed. Die beelden konden rekenen op herkenning en we spraken af ook daar wat mee te doen.
Mijn beelden? Ik zie in onderwijsorganisaties twee nogal basale belemmeringen voor verandering. De eerste is dat – in tegenstelling tot andere professionele beroepen – in het onderwijs mensen elkaar heel weinig in actie zien. Wetenschappers reviewen elkaars publicaties, advocaten werken vaak in teams, rechters overleggen in meervoudige kamers, jij en ik doen graag samen projecten (ook met andere collega’s), architecten zien elkaars werk, dokters consulteren elkaar en komen vakgenoten tegen in patiëntenbesprekingen of in de operatiekamer. Maar docenten schitteren vaak in afzondering, in hun klas met hun eigen leerlingen. Ze zien elkaar slechts sporadisch lesgeven.
Als je elkaar niet aan het werk ziet, is het ook lastig om over je gedrag en dat van collega’s te praten. Hoe weet je eigenlijk of je het goed doet, als je daar nooit concrete feedback op krijgt? Hoe kun je leren van anderen, als je hen niet werkend meemaakt? En zonder die mogelijkheden: hoe kun je dan met elkaar stappen zetten naar een mooie toekomst?
Mijn tweede beeld heeft te maken met het feit dat veel onderwijs in de kern nog steeds op kennisoverdracht is gebaseerd. De docent draagt iets van zijn enorme kennisvoorsprong over op de leerlingen die voor het examen willen slagen waarin die kennis getoetst wordt. Hartstikke logisch. Dat goed getrainde vermogen van docenten om kennis over te dragen, wordt ook zichtbaar buiten de klas. Overleggen bijvoorbeeld krijgen vaak het karakter van elkaar lesgeven. Heb je elkaar begrepen, is het overleg ook klaar. Maar voor verandering is dat te mager. Veranderen eindigt niet met begrip van een wenselijke wereld, maar start daarmee en heeft dan nog een lange weg van keuzes en ontwikkeling te gaan.
Die ochtend legde ik de schoolleiders mijn beelden voor. Er was veel instemming en herkenning. Daarna hebben we de bestaande wereld in kaart gebracht, en gekeken wat er al veranderend behouden moest blijven, omdat het zonde zou zijn succesvolle kinderen met het badwater weg te gooien. Het gaf inzicht dat het waardevol is om niet alleen over Ist en Soll te denken, maar ook over Bleibt. Dat geeft niet alleen meer focus voor de veranderaar, maar het neemt ook anderen makkelijker mee als je weet dat heel veel lekker op zijn plaats blijft.
Ik vertrok goedgemutst, ze waren een slagje verder en ze zouden die middag nog met collega’s verder werken.
De kwartjes vielen bij mij pas toen ik in de auto stapte. Was het wel zo goed gegaan?
Er was veel instemming over mijn beelden en over de waarde van de werkelijke wereld, maar eigenlijk kende niemand die werkelijke wereld echt. Het waren vooral teksten als: ”Het is een veilige school en dat willen we zo houden”. Maar op de vraag hoe ze dat dan deden, een veilige school maken, vielen vooral stiltes. Rijke beschrijvingen van hoe het echt werkte op hun school, bleven uit.
Kreeg ik hier nou precies weerspiegeld wat ik al eerder zag? Dat ook deze schoolleiders geen zicht hadden op hoe het in hun school echt werkte? Dat ze daarom in algemeenheden bleven hangen? Het was alsof ze op de gang het gesprek voeren over wat achter de gesloten deur van het klaslokaal plaatsvindt…
Een van hun voornemens was om geen nieuwe scholen meer te bouwen met reeksen klaslokalen, maar juist meer leren buiten klaslokalen te laten plaatsvinden. Dit op basis van mooie pedagogische en didactische redenen. Maar het schept ook ruimte voor docenten om meer samen te werken en om elkaar aan het werk te zien. Dat geeft een voedingsbodem voor meer natuurlijke en informele feedback en professionalisering. Misschien is juist wel dat de belangrijkste voorwaarde om hun betekenisgevingsmotor goed op gang te krijgen en komt het realiseren van verandering zo makkelijker en beter tot stand.
Groet, Jaap